Ondertussen in Gizeh… 4

In de basis zijn wij mensen toch allemaal gelijk. Ok, de een is tien of twintig centimeter groter of breder dan de ander, maar we hebben allemaal behoefte aan een paar fundamentele zaken. Zoals elke dag eten, liefst ook een beetje lekker, prettige en schone kleding, een plek om je terug te kunnen trekken en veilig en beschermd te zijn tegen weersinvloeden en dergelijke. Maar bovenal voelen we de behoefte gelukkig te zijn. Tja, en daar begint het gedonder, want zijn de eerder genoemde behoeftes in de basis min of meer gelijk en derhalve op min of meer gelijke wijze te vervullen zoals het communisme heeft laten zien, geluk is een ervaringsbehoefte die vooral intern beleefd wordt en afhankelijk is van eigen verwachtingen, percepties, aannames, denkbeelden en projecties. Het is zo zichtbaar hier in het hotel tijdens het ontbijt: de een geniet van zijn scrambled eggs, de ander van zijn foul medammis, maar we delen het genoegen te genieten van een lekker ontbijt. Ieder aan zijn eigen tafeltje, dat weer wel. We genieten ook allemaal van een dartelende groep kinderen afkomstig van twee gezinnen die gezamenlijk het ontbijt nuttigen. Vijf meisjes, in leeftijd niet veel van elkaar verschillend, rennen vrolijk lachend achter elkaar aan in de tuin. Om me heen kijkend zie ik dat de meesten zich het geluk van de ouders kunnen voorstellen bij deze aanblik. Tegelijkertijd, niet zo ver hier vandaan, is het oorlog op het Tahrirplein. Er wordt gescandeerd, met stenen gegooid, een complete betonnen muur om het gebouw van het ministerie van binnenlandse zaken is gesloopt en de sfeer is daar ronduit grimmig. Er zijn inmiddels 9 doden gevallen en meer dan 2500 mensen gewond geraakt. Mensen zijn in afwachting van het ingrijpen door het leger dat ongetwijfeld tot nog meer doden en gewonden zal leiden. Het geluk is dààr ver te zoeken, maar wel mede oorzaak van de onrust. De mensen willen een situatie waarin ze niet gelukkig waren -of dachten te zijn- veranderen en aanpassen aan de eigen wensen. Het levert een lastig conflict op want waar het geluk en de vrijheid van de een begint, eindigt dat van de ander als je niet oppast. We ervaren het ook in de pyramide.

Fergany heeft ons opgehaald en onder luidt geclaxoneer -heel normaal in Egypte- rijden we het plateau van Giza op. Volgens mij zijn de voorwaarden om een Egyptisch rijbewijs te ontvangen dat je over het vermogen beschikt om met je ogen dicht te kunnen rijden, dat je dus ook blindelings de claxon weet te vinden en dat je over een onverschrokkenheid beschikt waar menig kruisridder zijn petje voor af zou nemen. Enfin, met veel misbaar gaat Fergany, die zichzelf niet voor niets Man of the Pyramids noemt, ons voor naar de ingang. Binnen hangt een atmosfeer van zweterige benauwdheid die, in combinatie met de krappe ruimte en de gebrekkige verlichting, menigeen tot een claustrofobisch hoogtepunt kan leiden. Ik heb er geen last van en gedraag me als een Varta-konijn die net voorzien is van een nieuwe batterij. Joseph-Mark vraagt of we bezig zijn met een Dutch-rallye; ik was hem even helemaal vergeten! en pas mijn tempo aan. We klimmen de grote galerij omhoog tot we bovenaan op een klein platform komen dat bekend staat als de Grote Drempel en vervaardigd is uit één groot brok graniet. Deze drempel geeft toegang tot de Ante-chambre, een kleine ruimte die het voorportaal vormt van de Koningskamer. Op de Grote Drempel vertel ik Joseph-Mark over de nacht die ik hier een keer doorgebracht heb, alleen, mediterend op deze Grote Drempel, op een klein kaarsje na in volledige duisternis gehuld. Hij vraag zich af hoe ik dat voor elkaar heb gekregen en eerlijk gezegd zou ik dat niet meer weten. Het was een bijzondere ervaring, het was eigenlijk een aaneenschakeling van bijzondere ervaringen in een reeks aaneengeschakelde reizen naar dit bijzondere land. Binnen in de Koningskamer treffen we een man die meteen op ons af komt en moeilijk doet, nog voor we ook maar iets ‘geks’ hebben gedaan. Het zal wel met ons ‘alternatieve’ uiterlijk te maken hebben, of misschien dragen we een verkeerde geur bij ons, ik weet het niet. In ieder roept hij voortdurend buitengewoon opgewonden dat we niet mogen bidden, niet mogen zingen, niet mogen gaan zitten, kortom we mogen niets eigenlijk. Joseph-Mark tracht de man uit te leggen dat hij niet bidt maar zingt en onderwijl loop ik een rondje door de kamer heen om te proberen de energie wat te stabiliseren. Gelukkig zijn Egyptische mannen als de dood om de blote arm van een Westerse vrouw aan te raken, wat de man weinig anders over laat dan met een opgeheven vinger achter mij aan te lopen, ondertussen voortdurend van zijn apropos gebracht door het vrolijke gebabbel van Joseph-Mark die uitlegt dat hij eigenlijk een menselijk muziekinstrument is, “hoor maar” waarna prachtige tonen uit zijn mond rollen. De opgewonden man -hij is geen guard, die zien er anders uit- wordt tot opperste wanhoop gedreven. Uiteindelijk verlaat hij de kamer en ik neem de kans waar om in de granieten sarcofaag te gaan liggen. Dat is natuurlijk vragen om nog meer opwinding en als ik uit de sarcofaag stap, eist hij bakshis, hij wil geld. Om van het gezeur af te zijn geef ik hem vier euro, maar dat levert alleen nog maar meer gekrakeel op. Dit heb ik echt nog nooit meegemaakt! Ondertussen zijn er nog meer mensen de Koningskamer binnen gekomen en we besluiten buiten op de Grote Drempel even te wachten om hen ruimte te geven. Het opgewonden standje loopt met ons mee en als we even later terug de kamer in willen, verhindert hij dat. Waarschijnlijk is dit een geval van slecht geslapen, in combinatie met niet verteerde fafa-bonen en een fout vallende astrologische combinatie in zijn horoscoop. Het is tergend en ik neem mijn toevlucht tot mijn beschermengel, Fergany. Bij het noemen van zijn naam, bindt het heethoofd in, hij geeft me zelfs mijn geld terug uit het besef dat het absoluut not done is toeristen geld af te troggelen terwijl ze al een duur entreekaartje voor zowel toegang tot het plateau van Giza als de pyramide zelf hebben moeten betalen. Desondanks blijft hij ook onverzettelijk en mogen we van hem de Koningskamer niet meer in. Als Joseph-Mark en ik elkaar aankijken voelen we hetzelfde; we gaan niet in gevecht, we kiezen de weg van de Sufi. We gaan. Buiten echter verbaast Fergany zich erover dat we al terug zijn en na onze uitleg van het gebeurde binnen in de pyramide, krijgen we een mini Tahrir-situatie. Fergany ontploft! Foeterend en tierend maakt hij enkele gezagsdragers duidelijk wat hij van de situatie vindt. Ik versta geen Arabisch, maar de strekking van de boodschap is overduidelijk. Niet alleen voelt hij zich verantwoordelijk voor mij en voelt hij zich daarin tekort geschoten; zijn woede heeft betrekking op de ontegenzeggelijke kortzichtigheid van veel Egytenaren die hun land en de schatten die het herbergt vanuit eigenbelang verkwanselen voor wat bakshis, waardoor ze heel het land, heel het volk in een verkeerd daglicht plaatsen. Pfff, ik stel voor dat we de woestijn in gaan om naar de zonsondergang te kijken zodat ik even kan nadenken over wat er hier nu precies gebeurd is….

1 gedachte over “Ondertussen in Gizeh… 4”

  1. Noem je de naam van het hotel nog in een van de volgende delen? Als het je goed bevallen is houd ik me aanbevolen. Ga misschien a.s. zomer naar Egypte.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *