Het Echtelijk Bed als Rondreizend Circus

Glamping-Nina-Elshof-Feng-Shui

Bed

Thuis was, dacht ik, de plek waar mijn bedje stond. Waar mijn papa en mama altijd over mijn welzijn zouden waken. Waar ik zelfs een oma had die dat ook deed. Haar aanwezigheid maakte ons huis voor mij nog meer tot een thuis dan mijn moeder dat kon doen. Oma was rond en zacht en rook naar Nivea. Ze was ook een beetje zo vettig en plakkerig als een blauw blikje Nivea, aangelengd met een vleugje 4711. Eau de Cologne inderdaad. De echte, met zo’n groen met gouden etiketje en een rood zegel rond de dop.

Oma

Oma was er altijd. Als ik thuiskwam uit school zat zij in Haar Stoel en schilde alvast een appeltje. Niet met me, maar voor me. Mijn moeder was… ik weet niet waar mijn moeder was. Waarschijnlijk bij mijn broertje in weer een ziekenhuis. Maar mijn oma was er. Altijd. Ook als ik niet kon slapen, als mijn nachtmerrie van een alles overspoelende tsunami me weer eens verzwolg en mijn moeder mij desondanks vol ongeduld en onbegrip weer naar bed dirigeerde, was mijn oma er als een soort veilige haven waarin ik kon aanmeren.

Haar, in mijn kinderogen, immens grote twee-persoons bed bood altijd plek voor een zoekend kinderlijfje. Dan kroop ik over haar heen en schoof in de veilige ruimte die tussen haar brede, warme rug enerzijds en de muur en het schuine dak anderzijds gewoon wachtte om iemand, om mij, beschutting te bieden. Zij lag als een rots in de branding vóór mij om de tsunami te breken.

Heiligheid

Mijn oma heeft bij mij de basis gelegd voor een gevoel van heiligheid. Haar niet aflatende trouwe kerkgang vond ik fascinerend. En onbegrijpelijk. Maar de orgelmuziek, het gezang, waren mooi. De geur was onbeschrijfelijk en als niet van deze wereld. De stilte ook. De gebogen hoofden. De stil gefluisterde gebeden. De geheimzinnigheid van een zwart zakje dat altijd aan mij voorbijging. De rode, vilten knielkussentjes. Met een groot, koperen oog erin waarmee ze aan een grote, koperen haak hingen. De bank die te hoog, te hard, te recht was. En het mysterie van de heilige communie. Dan mocht je naar voren lopen en kreeg je iets heel bijzonders van mijnheer pastoor; het lichaam van Christus! Dat werd dan in je hand gestopt, of meteen in je mond. En als dat was gebeurd, zag ik, liep je met diep gebogen hoofd terug naar je plekje op de harde, rechte bank om neer te zijgen in een stil gebed.

Ik wilde dat ook, ik wilde daar deel van uit maken, van dat geheime ritueel. Maar kennelijk was er met mij iets niet in orde. Weliswaar was ik gedoopt, maar had ik nooit de eerste communie gedaan. Ik was buitengesloten. Zo voelde dat. Was ik niet goed genoeg, of het niet waard? Was ik niet tot mijn verstand gekomen? Of was ik, nou, was ik gewoon niet wat ik zou moeten zijn wat al die andere mensen in de kerk wel waren? Waarschijnlijk wel, het heilig vormsel was immers ook al aan me voorbijgegaan.

Weesgegroet

’s Avonds in bed vroeg ik het mijn oma, maar zij kon het niet goed uitleggen. Het bleek moeilijk. Iets over toelating en papa die daar anders over dacht en zijzelf die daar weer anders over dacht. En een familie, waarvan de helft ergens in een Limburgs klooster zat, die daarover wéér een andere mening op nahield. En mijn kinderlijke verlangen om inzicht te krijgen -nee, om opgenomen te worden!- in de spirituele rituelen van een wereld waarin engelen wonen en aartsengelen de wacht houden, brandde in mijn hart. Als ik nu maar mijn drie weesgegroetjes trouw elke ochtend en avond tot de Heilige Maagd Maria bad, dan zou het wel goed komen. Maar ik vergat ze best vaak. Moet ik bekennen. Misschien omdat ik ze stiekem moest doen zonder dat mijn moeder en vooral mijn vader dat zouden opmerken.

De jongens op school en uit de buurt -die duidelijk geen katholieke achtergrond in de familie hadden- verbasterden de derde weesgegroet tot: ”Heilige Maria, moeder van God, geef me een nieuwe fiets, want d’un olden is kapot.” Ik snap nu wel waarom ik op 7-jarige leeftijd nog net niet geëxcommuniceerd werd. Of misschien was ik dat sowieso al omdat ik geen communie mocht doen. Of misschien herinnerde mijn onbewuste zich zo’n voorval -uit een eerder leven- waardoor ik op de brandstapel eindigde. Het bevestigde in ieder geval mijn buiten-beentje-status. De heilige communie van het er niet bij horen; ik werd er al vroeg in ingewijd.

Overigens heeft die ervaring van die brandstapel bij mij een fascinatie voor vuur aangewakkerd. En ja, dat verhaal over mijn avontuur bij de brandweer ga hier ik ook nog een keer optekenen.

Glamping-Nina-Elshof-Feng-ShuiTent

Ondertussen zocht ik troost, achter die brede rug van mijn oma, in haar grote bed. En alles wat me daarvan bij staat is dat het zo ongelooflijk veilig voelde. De schuinte van het dak die als een koesterende arm over me heen gebogen bescherming bood. De zachte warmte van het bed. De troostende geur van Nivea. En het was donker. Het bood troost. Er was niets aanwezig dat mijn toch al levendige fantasie verder op hol zou kunnen laten slaan.

Dat gevoel ervaar ik weer als ik in een tent slaap. De kleine ruimte, de schuinte van het tentdak: het brengt me weer terug in dat bed achter de rug van mijn oma. En dan voel ik dat ik de hele wereld weer aan kan. Als ik de weg kwijt ben, brengt het slapen in een tent me weer terug bij mezelf. Glamping! Dan is een tent voor mij even mijn persoonlijke paradijs op aarde. Once a seeker, always a seeker.

Echtelijk Bed

In Het Paradijselijke Huis, was het slapen aanvankelijk vooral omgeven door een zoektocht door het hele huis heen. Het Huis was namelijk in ontwikkeling. Dat hele duivelse Paradijs was nog in ontwikkeling. Dus werd het echtelijke bed overal neergevlijd. Het begon in een slaapkamer die fijn en ruim en licht was, maar waar een kind haar intrek moest nemen. Dus werd het hele ameublement gedemonteerd waarna het zich niet meer liet monteren en enkel een lattenbodem en matras de basis vormden voor het echtelijk bed.

Voordeel was dat dit maar weinig ruimte in beslag nam zodat De Man en ik onze intrek konden nemen in het minuscule opkamertje boven de kelder. Knus was het inderdaad. Warm ook. Behoorlijk. En veilig. Ik wilde daar eigenlijk niet weg, voor mij was het wel prettig tevredenstellend. Helaas bleek die tevredenheid bij nader inzien te worden veroorzaakt door de dampen die de wietplantage voortbracht die een zoon van De Man meende in onze kelder tot ontwikkeling te moeten brengen.

Dus

Dus verhuisden we het bed. Werd de zoon, inclusief wiet, uit de kelder verbannen. En belandden we in een enorme ruimte op zolder die vers ontgonnen een zee van ruimte bood. Man, wat was dat groot! Veel te groot om rustig te slapen!

Het bed bestond nog steeds uit slechts een lattenbodem en een matras. En kon door zijn laag-bij-de-grondsheid totaal geen tegenwicht bieden aan al het licht en de hoogte en de grootte die deze nieuwe slaapplek ons bood. Elke ankering ontbrak. Elke veiligheid ook. Ja, de schuinte van het dak, dat ik zo geleerd had te waarderen achter de rug van mijn oma, die was er wel. Maar niet zoals in mijn comfortabele tentje waar ik zo graag in slaap, maar in formaat circus tent. Elke handeling en elke actie. Elke poging om te gaan slapen leek eerder een act uit Cirque du Soleil dan een terugtrekken in jezelf voor rust en recuperatie. De acrobatische Cirque du Soleil toeren bleven helaas ook achterwege.

Safari

De slaapkamer was dus te groot. Dat kan dus ook. Bovendien was de ruimte alleen toegankelijk via een soort van ‘brug’ die De Man ontworpen had -hij was en is immers architect- en die gemaakt was van oude balken uit het Paradijselijke Huis. Er waren alleen niet genoeg balken om de brug van een dicht dek te voorzien. Dus werden het latten. Waardoor je naar beneden kon kijken. Ver naar beneden. En er waren ook niet genoeg balken om de ‘brug’ van een leuning te voorzien. Dus liep je op een soort van raster -zo’n soort vee-rooster dat voorkomt dat leeuwen uit het safari park ontsnappen- zonder leuningen van de overloop naar de slaapkamer. Werkelijk, dat ik er nooit van afgesodemieterd ben mag een wonder heten!

Maar goed, ik ga ook best graag op avontuur. Alleen niet elke avond. En niet naar mijn eigen slaapkamer. Het was, kortom, een en al onveiligheid. En dus werd er wakker gelegen. Werd er gedraaid en gewoeld. En gemopperd en gezucht. Nee, niet het zuchten waar je in een bed graag op ligt te wachten. Het zuchten dat je zucht als je het drie uur ziet worden. En dan vier uur. En dan vijf uur.

Prinses op de Erwt

‘Dan ga je toch ergens anders slapen?’ zou menigeen zeggen. Maar goed, ik was dus ziende blind en horende doof. Bedrijfsblind -ik heb het al eerder genoemd- in mijn eigen huis, waardoor dat ‘ergens anders slapen’ niet maar zo vanzelfsprekend was.

Maar er bewoog zich wat. Er kwam een hond. Een moeder ging dood. Er kwam wat erfenis. Er werd getrouwd. En er kon een Goed Bed gekocht worden. Een echte Coco Mat. Dat hielp! Echt!! Niet meer zo laag-bij-de-grond. Maar een fatsoenlijk bed. Gemaakt op een fatsoenlijke manier. Met fatsoenlijke materialen. Daardoor sliep ik beter. Absoluut! Maar eens een Prinses op de Erwt, altijd een Prinses op de Erwt! Het leverde de nodige discussies op. Over wanneer iets dan genoeg is en zo.

Ondertussen vertrok een kind uit huis op zoek naar haar eigen Paradijs. Een kamer kwam vrij. Mijn werk wilde meer ruimte. De Man wilde op zijn werkplek meer rust, minder van mij, en meer ruimte. En 1 plus 1 werd daardoor 16.

Circus

Het echtelijk bed werd als een rondreizend circus wederom verhuisd. Nu naar de slaapkamer die was vrijgekomen. Kleiner, intiemer, veiliger, rustiger. Maar ook met zo’n heerlijk, schuin dak. Onze Echtelijke Supertent maar dan in een meer menselijk formaat!

Ondertussen werd de werkkamer van De Man verhuisd naar onze enorm grote, oude slaapkamer. Hij juichte zich een gat in de rondte. Nog meer ruimte om naar believen te vullen met bewaarsels, vergeetsels, verzamelsels en verlangsels. De Man vulde de beschikbare ruimte naar hartenlust tot geen vierkante centimeter meer leeg was en geen enkel ‘-sel’ nog onopgemerkt was gebleven.

Eva

Ik ademde in. Ik ademde uit. Als er zoveel ruimte is in een huis. Als er zoveel ruimte is in Het Paradijs, dan moet je wel heel goed nadenken over wat je wilt. Over hoe je het wilt. Waar en wanneer je het wilt. Hoe je de ruimte gebruikt en vult met jezelf. Kies je de appel van Goed of van Kwaad. De Rode of de Blauwe Pil.

Maar ik was er niet klaar voor om daadkrachtige en persoonlijke keuzes te maken. Zoveel geluk! Ik was er niet klaar voor om mijn rol als Eva in het paradijs op te eisen. Ik voelde me nog steeds geëxcommuniceerd. Onbegrepen. Niet toegelaten. En op zoek naar bevestiging en erkenning.

Mijn ruimte was nog de bijkeuken. De Bij Keuken. De Feng Shui Ba Gua liet daar geen twijfel over bestaan. Die bijkeuken was veilig en overzichtelijk en vol met attributen die ik zelfs in een diepste witte-wijn-roes nog kon gebruiken om mezelf mee overeind te zwabberen; als het weten-wie-je-bent er niet is om je aan staande te houden. Als alleen de strijkplank nog zijn stramme poten recht kan houden; in je eigen positie van de Ba Gua, dat dan weer wel. Als de zoektocht naar wie je bent, eindigt voor de wasmachine, dan zegt dat vooral iets over hoe je naar jezelf kijkt. Hoe ik naar mezelf keek en naar de plek die ik dacht ‘te verdienen’, de plek waarvan ik dacht dat deze bij mij hoorde: Assepoester, in de bijkeuken.

Maar Eva roerde zich en maakte zich op om aan het paradijs te ontsnappen!

2 gedachten over “Het Echtelijk Bed als Rondreizend Circus”

  1. Edward Schoenmakers

    Hallo Nina,
    Geweldig zoals je het allemaal beschrijft. Veel humor en kijkend naar jezelf. Een fascinerend proces waar je doorheen gaat. En ik waardeer het heel erg dat je het met ons wilt delen. Het inspireert me, ook meer van mijzelf te laten zien.

    Groeten,

    Edward

    1. Dag Edward,
      Dank je wel. Fascinerend is het zeker!
      Fijn dat het je inspireert jezelf meer te laten zien. Fijn ook dat ik daar een kleine bijdrage aan heb kunnen leveren.
      hartelijke groet, Nina

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *